In de afgelopen 20 jaar bij de Hogeschool Rotterdam komt de slogan elke keer weer terug als ik nadenk over mijn carrière en werkzaamheden. Wat zit er achter? Moet ik iets beter doen? Slimmer samenwerken? Aan de slag met mijn ‘struikelvak’? Op welk punt zou ik mezelf mogen overtreffen?
Overdaad schaad
Als je in een grote organisatie werkt kan het lastig zijn je weg te vinden in alle systemen en samenwerkingsverbanden die ons bindt. Je kunt je natuurlijk in eerste instantie beperken tot je eigen organisatie eenheid, ofwel een opleiding of een ondersteunende dienst. Samen vorm je een instituut waarin je met elkaar kennis en expertise deelt. Dat klinkt mooi, en dat is het in principe ook. Je voelt de bui al hangen. Er zit een addertje onder het gras. Want waar begin je?
Eerst maar eens een kijkje in je eigen opleiding. Dat is lekker overzichtelijk en je kent elkaar als het goed is een beetje. Met je team deel je immers een inhoudelijk thema, beroep, werkveld, en samen werk je aan een curriculum dat studenten voorbereidt op dit werkveld en beroep. Maar wat weet jij eigenlijk van de cursus van je naaste collega? Waar raken de onderwerpen die jullie de studenten aanreiken elkaar? Welke activiteiten leg je je studenten voor om die inhoud eigen te maken? En dan begint het! Alle losse curriculumonderdelen blijken niet altijd een even goede samenhang te vertonen. Op papier kom je vaak een heel eind, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. Iedere vakdocent is geneigd zoveel mogelijk van de kennis over te dragen in de beperkte tijd die er is. Dan bestaat de kans dat er lessen ontstaan waarbij er per keer 60 slides verwerkt moeten worden door studenten… Help! Er komen struikelvakken aan. Aan de slag er mee?! De werkdruk en de tentamenconcurrentie stijgt tot ongekende hoogte. Oh ja, dat vergeet ik bijna. Er moet ook nog gewerkt worden aan je professionele identiteit. Waar doe je dat dan? Of wat te denken van samenwerken? Dat stoppen we in een cursus ‘effectief samenwerken’ uit de leerlijn Professionele vaardigheden.
Ik kom wellicht enigszins cynisch over maar dat is het zeker niet. Voor mij voelt het als betrokkenheid bij de studenten en mijn collega’s. De neiging bestaat dat we elkaar continu opjutten om meer te doen en problemen te analyseren en ad hoc op te lossen. Het aanbod van ontwikkelmogelijkheden is ruim. De faciliteiten zijn ruim voor handen. De aanwezige kennis is soms voldoende, maar niet altijd beschikbaar of bereikbaar. En dan wordt je van alle kanten belaagd met trainingen, certificeringstrajecten en nieuwe technologieën. Hou dan het hoofd maar eens koel als je van alle kanten wordt gevraagd aan backwards design en constructive alignment te doen….
Vertragen
Waar begin je aan als je dat op je afgevuurd krijgt? Met wie maak je keuzes wat wel en niet op te pakken? Waar is de urgentie het grootst? Wie bepaalt dat? Al deze vragen zal je in samenspraak moeten zien te beantwoorden, in je opleidingsteam, met je onderwijsmanager. Ik ben nu 3 jaar als projectleider GOS (Grip op Onderwijskwaliteit en Studiesucces) actief binnen de opleiding (als een van de eerste opleidingen, zgn. cohort 1), en in die drie jaar zijn er flinke stappen gezet als het gaat om ontwikkelen van de opleiding. We hebben dit gedaan zonder de nu gebruikte Probleemanalyse van Ellen Klatter en Cora Veenman-Verhoef. Die aanpak helpt in eerste instantie met het prioriteren van problemen die je wilt aanpakken. Echter, dat uit elkaar trekken is best een lastige klus blijkt na een casus die we recent hebben besproken.
Zonder die probleemanalyse hebben wij, mede na intensieve gesprekken met externe expert Klaas Visser, toch een projectplan opgesteld en keuzes gemaakt. Teamontwikkeling stond hoog op de lijst, mede omdat we met een jong en redelijk onervaren team werken. Belangrijkste stap die nu gezet is in het team, is de gedeelde verantwoordelijkheid van het feit dat er te veel studenten uitvallen. Ons curriculum is te complex, zowel voor studenten als docenten. Op papier een mooi curriculum volgens het 4C/ID-model (Merrienboer & Kirschner, 2007) ontworpen, maar in de uitvoering had het te veel onprettige kanten. Vergelijk het met een prachtig huis ontworpen door een architect, met één klein nadeel: het huis was niet fijn om in te wonen. Terug naar de tekentafel. Daar zijn nu in overleg met onderwijsmanager, drie hoofdaannemers, collega’s uit het opleidingsteam, bezig de ontwerpkaders aan te scherpen. Om tot deze stap te komen zijn er onderweg diverse experimenten uitgevoerd in ons onderwijs om te ervaren wat werkt en wat niet. Dit heeft tot veel kennis en inzichten geleid bij naaste collega’s, met name op onderwijskundig vlak en je rolopvatting: ben je vakdocent, projectdocent, coach? Teamontwikkeling is wat mij betreft een sleutelbegrip op weg naar succes. En daar is tijd voor nodig en dus support vanuit het management. Alleen met elkaar kan er samenhang ontstaan in het curriculum, maar zeker ook in de uitvoering daarvan.
Uitdagingen helder maken
Of we de juiste dingen doen op het juiste moment is een punt van aandacht. Vanuit de expertisekring Onderwijskwaliteit en Leiderschap (O&L), onder leiding van lector Ellen Klatter, wordt hard gewerkt om tot een definiëring te komen van onderwijskwaliteit, en ook hoe leiderschap hier effect op kan hebben. Het thema Onderwijskwaliteit staat al heel lang op de agenda van de Hogeschool Rotterdam. De GOS-projectaanpak is daar het sprekende voorbeeld van. Maar hoe pak je het aan? Het is een zogenaamd taai vraagstuk, en volgens experts kan je daar ook plezier aan beleven. Het ontrafelen van het thema Onderwijskwaliteit heeft tot nu toe, in ieder geval bij mij, tot het inzicht geleid dat de onderwijskwaliteit manifest wordt in de uitvoering van het onderwijs. Daar is kennis en expertise nodig, in literatuur vaak aangeduid als pedagogical content knowledge (Shulman, 1987):
- opleiding specifieke vakkennis: zit vaak wel snor in opleidingen met voldoende ‘vakidioten’
- pedagogisch didactische kennis: daar is vaak een wereld te winnen.
Als kers op de taart, alhoewel sommige dat anders voelen, technologische kennis die het leren ondersteunt en past bij de inhoud van het lesprogramma. Dit laatste item wordt vaak vermeden, waarschijnlijk omdat het meer kwaad oproept dan goed doet ;). Voor de liefhebber is er het zogenaamde TPACK-model (Koehler & Mishra, 2008), een uitbreiding van het PCK gedachtengoed.
Aan ambitie is er vaak geen gebrek, eerder het tegenovergestelde. En dan niet alleen bij directeuren en onderwijsmanagers, ondersteunende diensten, maar zeker ook bij docenten. Hoe voorkom je dan dat we elkaar continu willen overtreffen? Daar komt naar mijn bescheiden mening leiderschap bij kijken. Hoe zorg je er met elkaar voor dat het opleidingsteam het beste onderwijs kan faciliteren om studenten in beschikbare tijd naar een diploma en een succesvolle start van hun carrier te leiden?
Leiderschap
De weg naar dat succes kan alleen gevonden worden, als er heldere keuzes worden gemaakt. Met elkaar, waarbij iedere belanghebbende weet dat de keuze die gemaakt wordt effect heeft op andere keuzes. Dat vraagt wikken en wegen, en ook prioriteren. Welke mensen dragen de opleiding en welke mogelijkheden hebben zij om deze verder te ontwikkelen, in de wetenschap dat het om een samenspel gaat van vakkennis, onderwijskundige en technologische expertise gaat. Vanuit mogelijkheden zoek je naar haalbare oplossingen. Dat is dus maatwerk, en daarmee vertragen. Voor onderwijsmanagers en directeuren een uitdaging. ‘One size fits all‘ is een illusie. En alle knoppen tegelijk losdraaien is vragen om chaos en uitgevallen collega’s. Gelukkig is er steeds meer besef bij leidinggevenden dat het teambelang en het samenspel tussen docenten een groot deel van een succesvolle opleiding bepaald. Naast individuele ontwikkeling speelt teamontwikkeling een cruciale rol, zeker als de ambitie is om een integraal, samenhangend, curriculum te ontwerpen en dit tevens ook uit te kunnen voeren.
Ruimte creëeren
In een werkoverleg van de expertisekring O&L kwam laatst Marie Kondo voorbij als methode om het curriculum van een opleiding wat op te ruimen. Een mooie analogie met het opruimen van je huis, om het wellicht iets prettiger, leefbaar te maken. Laat ik voorop stellen dat ik geen uitspraken wil doen over hoe jij je huis inricht en waarom. Maar de link met een overvol curriculum is makkelijker te verantwoorden. Vaak is die overvol met leerdoelen verstopt in kleine cursusjes van 2 of 3 ECTS. Om met elkaar keuzes te maken wat wel noodzaak heeft en wat later kan is een pittige opgave voor een team. Immers niemand wil zijn eigen ‘huisje’ in het kader van het studentsucces leegruimen, we hechten er vaak onbewust waarde aan. Maar is die waarde gerechtvaardigd in het belang van de student? En komt het op een andere plek ook al aan bod, of beter tot zijn recht? Wat zijn de ‘big ideas’ van het curriculum? Hoe daar mee aan de slag te gaan ligt bij een andere expertisekring, Integrale Curriculumontwikkeling, van lector Dominique Sluijsmans. Die integratie kan wat mij betreft slagen als in het docententeam er voldoende kennis en expertise is om tot een integraal ontwerp te komen en dat ook uit te dragen. Het schijnt dat dit een belangrijk thema wordt binnen de nieuwe Strategische agenda van de Hogeschool Rotterdam.
Integraal curriculum?
Als je op zoek gaat naar de definitie van integraal stuit je vaak op iets met ‘voltallig, geheel, compleet’ (van Dale woordenboek). En nu wordt het opletten. Want voor je het weet ontstaat de neiging meer in het curriculum te stoppen dan strikt noodzakelijk. Vandaar het concept van ‘big ideas’, wat ligt er aan ten grondslag van de dingen die je je studenten wilt meegeven? Vers in mijn geheugen liggen nog de onderwijskundige uitglijders rond het fenomeen ‘formatief toetsen’. Te vaak verkeerd geïnterpreteerd, of heeft het met misconceptie te maken? In ieder geval ingezet op een manier die leren niet echt bevorderde. Daarom hebben we het nu maar ‘formatief handelen’ genoemd….
Maar is dat niet gewoon differentiëren in een leergroep op basis van wat je kan verwachten als studenten met je leerstof aan de slag gaan? In je lesopbouw weet je uit ervaring waar studenten moeite mee hebben (conceptuele sprong wordt nog niet gemaakt). Of je legt het nog een keer uit, of je geeft een oefening met een andere insteek om studenten wel te helpen met die conceptuele verandering. Of je komt er iets later nog een keer op terug. Het boekje ‘Wijze lessen, 12 bouwstenen voor effectieve didactiek’ gaat volop rond in GOS-opleidingen, maar ook daar buiten, mag ik hopen. De kern in het boekje draait om de vraag hoe jij je lessen zo ontwerpt dat er sprake is van echt actief leren door studenten, en minder passief consumeren van inhoud. Dat er ruimte is voor falen, een voorwaardelijkheid om tot leren te komen. En falen heeft weliswaar voor sommigen een vervelende bijsmaak, voor mij is het onlosmakelijk verbonden met ontwikkelen van jezelf en waar mogelijk overtreffen. Ik geef de voorkeur aan ontwikkelen.
Een afsluitend idee tot herontwerp
De lijn van dit betoog kan je wat mij betreft één op één plakken op een onderdeel van het curriculum waar jij actief mee bent, en waar je, in mijn ogen, de Wijze lessen (gratis PDF download) van o.a. Paul Kirschner en Dominique Sluijsmans zo op kan toepassen. Kijk waar jij, in overleg en samenspel met naaste collega’s, winst kan boeken met deze wijze lessen:
- Integraliteit: waar zit de overdaad in dit deel van het curriculum? Ga samen op zoek naar onderdelen die met dit onderwerp samenhangen, en kijk waar jij het accent wilt leggen en ook naar welk onderdeel je refereert, en doorverwijst in je lessen. Creëer continu samenhang voor studenten;
- Vertraag door tijd te geven aan studenten om tot ontwikkelen van kennis te komen. Kom vaker terug op de belangrijkste concepten die je wil dat studenten meenemen naar een volgende stap;
- Leg duidelijk uit wat de kern is, en waar de onderliggende onderwerpen aanhaken op deze kern. Gebruik dat om instructie uitdagend en werkbaar te maken;
- Leiderschap in de klas: weten waar je groep mee worstelt, dit regelmatig ophalen en hierop anticiperen in de lessen. Dit vraagt vertragen, ruimte om te ontwikkelen, en meest belangrijk, te differentiëren in je leergroep of klas. Zo neem je de meeste studenten mee naar een succeservaring.
Pak een ‘wijze les’ waar je mee aan slag kan en kijk wat het met je doet, maar vooral kijk wat het effect is op je studenten en collega’s. En zie het als een kans om met elkaar op zoek te gaan naar meer samenhang in het curriculum, om zo je student beter in staat te stellen binnen een gestelde termijn het werkveld in te stappen als young professional ?
Bronnen
- Merriënboer, J. J. G. van, & Kirschner, P. A. (2007). Ten Steps to Complex Learning. A Systematic Approach to Four-Component Instructional Design. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates
- Mishra, P. & Koehler, M.J. (2006). Technological Pedagogical Content Knowledge: A Framework for Teacher Knowledge. Teachers College Record, 108(6), 1017-1054. Retrieved November 23, 2022 from https://www.learntechlib.org/p/99246/