Het nieuwe cursusjaar is gestart, lessen zijn begonnen, kennismaken met een nieuwe leeromgeving, zowel fysiek als digitaal. Voor de meeste van ons is het werken in een hybride omgeving een soort van nieuwe modus geworden. De voordelen van een deel van het werk op een andere manier inrichten en uitvoeren zijn voor de meesten wel zichtbaar geworden. Maar hoe maak je dat tot een prettige en werkbare balans? Kortom: welke omgeving is voor mij, maar ook voor mijn studenten, op welk moment de meest effectieve, mocht ik een keuze hebben?
De keuze voor leer-/werkomgeving, en dus bijbehorend effectief gereedschap, is echter nog niet zo eenvoudig. De keuzevrijheid is enorm, en iedereen heeft zo zijn eigen voorkeuren. Hoe kom je dan toch tot een prettige en effectieve samenwerking? Dit vraagstuk, en aanverwante zaken, lag meer dan 10 jaar geleden ten grondslag aan mijn master die ik in Engeland heb gevolgd: ‘Technology Enhanced Learning, Innovation and Change‘. De vruchten daarvan pluk ik nog elke dag, en tegelijkertijd lijkt de oogst soms teleurstellend. Er is zoveel kennis beschikbaar, en nog zoveel te leren, hoe maak je daar een keuze in als gemiddelde docent? En hoe maakt die keuze mijn onderwijs een stukje beter? De komende maanden werk ik met een aantal collega’s van de hogeschool samen in een expertisegroep Onderwijskwaliteit en leiderschap, onder leiding van lector Studiesucces, Ellen Klatter. Deze groep heeft een heel duidelijk multidisciplinair karakter wat de inbreng, en bijbehorende discussie, rijker maakt. Wat de opbrengsten worden zal de komende maanden hopelijk iets duidelijker worden als we het doel scherper kunnen krijgen.
Wat maakt dat onderwijs van een hoge kwaliteit is?
In mijn optiek maakt de docent het verschil, en dus de kwaliteit. Die moet immers met de beschikbare middelen (via bestuur en management beschikbaar gesteld), zijn inhoudelijke kennis verrijken met pedagogische inzichten (via ervaringen uit de beroepspraktijk en onderwijstijd) en samenbrengen in een krachtige leeromgeving (voor studenten, maar ook voor jezelf). Geen eenvoudige opgave kan ik je zeggen, met 30 jaar onderwijservaring waarvan de laatste 20 jaar bij de Hogeschool Rotterdam. De gelaagdheid van het vraagstuk maakt het interessant en uitdagende tegelijk. Het voorbereidende leeswerk (oratie van Van Driel bv.) in de expertiesgroep schijnt een mooi licht op het vraagstuk. Een goede docent wordt je niet vanuit een opleiding of studie alleen, daar komt meer bij kijken, met ’tacit knowledge’ als een sleutelrol, wat mij betreft. Praktijkkennis die je met veel vlieguren hebt verzameld en inzet in de dagelijkse praktijk. Een veelgebruikte term in deze context is ‘pedagogical content knowledge’ (PCK): hoe stem ik leerstrategieën af bij de leerinhoud die studenten moeten verwerken, zodat er een effectieve leeromgeving ontstaat? Moet je nog wel even zorgen dat die kennis, zowel inhoudelijk als pedagogisch didactisch, fris en fruitig blijft. Hoe? Door professionalisering, formeel, maar zeker ook informeel. En door vooral met veel nieuwgierigheid je studenten tegemoet te treden, en aan te sluiten op hun leefwereld, met alle uitdagingen die daar zijn. Bijvoorbeeld: hoe technologie effectief in te zetten in de les? Dan mag de PCK wat mij betreft uitgebreid worden met T tot TPACK
TPACK
geen nieuwe rapper…
Terwijl ik deze blogpost typ, komt er een berichtje via Teams binnen: “hoi Rene, heb je al toegang tot de nieuwe LMS Brightspace? Je zou toegevoegd zijn aan de gebruikersgroep.”. Ik heb weer een uitdaging erbij. Hoe pas ik dit stuk technologie op een zinvolle, en effectieve wijze in in mijn eigen onderwijspraktijk. Met de ervaringen uit het corona-tijdperk vers in het achterhoofd, veel geleerd, en veel overhaaste, soms ondoordachte keuzes gemaakt, hou ik daarbij in het volgende in het achterhoofd: ‘vorm volgt functie’. Daarbij beschouw ik technologie als vorm (intermediair van de leerinhoud) en het leerproces van de student als functie die ik wil ondersteunen. Ik ben voorlopig nog niet uitgeleerd 😉